Een jonge vrouw komt een café binnen. Ze gaat aan de bar zitten en bestelt een Heineken. In één teug slaat ze het glas achterover en bestelt onmiddellijk een nieuwe Heineken. Dat gaat zo even door en na het tiende pilsje valt ze achterover van haar barkruk, helemaal van de kaart. De barkeeper gaat naar haar toe, maar er is geen beweging in te krijgen. Ze ligt daar stilletjes op de grond. De barkeeper ziet dat ze er best mag zijn. Haar toch al niet zo lange rok is iets omhoog geschoven en laat een fantastisch uitzicht zien. De barkeeper, op dat moment alleen met haar en ook maar een mens, kan zich niet beheersen en maakt van de gelegenheid én van de dame gebruik. Na afloop staat hij amper weer achter de bar als zij weer bij haar positieven komt. Ze rekent af en gaat weg. De volgende avond is zij weer present en het toeval wil dat de barkeeper weer geheel alleen is. De geschiedenis herhaalt zich. Na 10 pilsjes gaat ze achterover van de barkruk en de barkeeper maakt daar weer dankbaar gebruik (of is het misbruik?) van. Nadat dit een aantal avonden is gebeurd licht hij zijn beste vriend in over het gebeuren. Die laat de gelegenheid niet voorbij gaan en is de komende avond ook van de partij en het duurt niet lang of de kroeg is 's avonds barstensvol met mannen, die allemaal in de voetsporen van de barkeeper treden. Op een avond komt de vrouw weer in de kroeg en bestelt een Amstel. "Maar u dronk toch altijd Heineken?" vraagt de barkeeper. "Dat klopt," zegt zij. "Maar daar krijg ik de laatste tijd zo'n rauwe кuт van."