De juf vraagt aan jantje wat voor huisdier hij heeft en hij zegt: Ik heb een vis. Juf vraagt: Wat eet ie? Jantje zegt: Vissenvoer. Juf vraagt: Waar woont ie? Jantje zegt: in de vissen kom. Juf vraagt ook aan kees: Wat voor huisdier heb jij? Kees Zegt: een konijn. Dan vraagt juf: Wat eet ie? Kees zegt: Konijnen voer. Juf vraagt: Waar woont ie? Kees zegt: in zijn hok. Juf vraagt aan piet: Wat voor huisdier heb jij? Piet zegt: ik heb een schaap. Juf vraagt: wat eet ie? Bert zegt: Ik geef het schaap schapen voer. Juf vraagt waar woont ie. Piet zegt: schaap woont in huis. Juf vraagt: stinkt dat niet. Dan zegt piet: Daar moet schaap maar aan wennen.
0
0