Duitser, Nederlander en een belg staan op een balkon dan zegt de duitser: als ik het zelde eten heb als gisteren dan spring ik van het balkon af. Hij heeft het zelde eten als gisteren en springt hij van het balkon af. De nederlander zegt ook het zelde en na het krijgen van het zelde eten als gisteren springt hij ook van het balkon. De belg zegt ook van het balkon zou springen als hij het zelde eten krijgt als gisteren. De belg sprong ook. De vrouw van de duitser zegt: ik geef hem altijd het zelde eten mee. De vrouw van de nederlander zegt ook het zelde. De vrouw van de belg zegt: ik geeft hem nooit het zelde eten mee.
0
0