Een man komt thuis en ruikt een sigarenlucht.
Hee, denkt hij, mijn vrouw is vreemdgegaan.
Hij zoekt en zoekt, maar kan nergens iemand vinden.
Dan kijkt hij uit het keukenraam en ziet hij buiten een vent staan met een heel grote sigaar in zijn mond.
Dat is hem, denkt hij, die moet ik hebben.
Dus hij wordt verschrikkelijk boos, schuift het raam open, pakt de koelkast en dondert die zo op het hoofd van die vent.
Maar hij maakt zich zo kwaad dat hij een hartaanval krijgt en dood neervalt.
Aan de hemelpoort.
Er wordt gebeld.
Petrus doet open en zegt:
'Wie веnт u?'
De man zegt:
'Ik ben die en die.'
Petrus zegt:
'U staat helemaal niet op de lijst. Wat komt u doen? Wat is er gebeurd?'
Hij zegt:
'Nou, ik kom thuis, ik ruik een sigarenlucht, ik denk; mijn vrouw is vreemdgegaan, zie ik een vent bij de bushalte staan met een sigaar, ik denk; dat is hem, ik pak de koelkast, gooi die zo naar beneden, maak ik me zo kwaad, krijg ik een hartaanval en dood.'
'Nou kom binnen' zegt Petrus.
Even later wordt er weer gebeld.
Petrus doet open en vraagt:
'Wie веnт u?'
Die vent zegt:
'Ik ben die en die.'
Petrus:
'U staat helemaal niet op de lijst. Wat komt u doen? Wat is er gebeurd?'
De man:
'Ik sta op mijn gemak bij de bushalte te wachten, komt er opeens een koelkast naar beneden zeilen, boven op mijn кор.'
'Nou, kom binnen' zegt Petrus.
Kort daarna wordt er weer gebeld.
Petrus doet open.
Er staat een man voor de poort.
Petrus zegt:
'Wie веnт u?'
De man:
'Nou, ik ben die en die.'
Petrus zegt:
'U staat ook helemaal niet op de lijst. Wat komt u doen? Wat is er gebeurd?'
Zegt de man:
'Ik zat in de koelkast op mijn gemak een sigaartje te roken...'