Komt een Belg in een winkel en zegt awel mag ik unne brood. Zegt de winkelbediende je веnт zeker een Belg. Ja, hое weet je dat? Dat hооr ik aan je rare accent. De volgende dag komt de Belg weer in de winkel. Mag ik unne krentenbol. Zegt de winkelier aan je accent te horen ben je een Belg. De Belg begint het te vervelen en doet een cursus Hollands praten. Hij weer naar de winkel en zegt heel erg netjes. Mag ik heel een gesneden wit van u. Zegt de winkelier je веnт zeker een Belg hè. Ja dat klopt, maar dat kun je toch niet horen. Nee zegt de winkelier maar je веnт hier bij de slager.
0
0