Een Duits echtpaar en hun dochter wonen al jaren in Nederland. Ze hebben zich helemaal aangepast aan de Nederlandse gebruiken, spreken goed Hollands en ga zo maar door. Echter, toch worden ze nog steeds gediscrimineerd en gepest om hun afkomst. Op een gegeven ogenblik is de vader er zo flauw van dat hij aan zijn buurman vraagt hое hij een echte Nederlander worden kan en van alle pesterijen af is. “Kom maar mee”, roept de buurman en ze lopen naar een grote rivier toe.
“Dit is onze grote rivier, de Maas”, zegt de buurman. “Als jij het zwemmend naar de overkant haalt, ben je een échte Nederlander. Ik zorg dat iedereen het te horen krijgt en stop de vernederingen naar jouw toe”. Enigzins aarzelend stapt vader het water in. Het is koud. Hoge golfen en er staat een sterke stroming. Uiteindelijk waagt hij het toch springt het water in, wordt direct 50 meter meegenomen, gaat kopje onder, komt weer boven en uitgeput bereikt hij de overkant waar hij staat te juichen. “Ik ben Hollander! Ik ben Hollander!” Nu is zijn dochter aan de beurt.
Ze springt in het water, wordt direct 100 meter meenomen door de stroming, ze gaat kopje onder, komt weer boven, gaat weer kopje onder, komt weer boven en roept:
“Ik kan niet meer!”
“Doorzetten!” roept de vader. “Anders worden we nooit Hollander!” Uiteindelijk bereikt ze de overkant, hoesten en proestend en huilend en koud, maar toch gehaald. Als laatste is de moeder aan de beurt. Zij springt er in, wordt direct 150 meter meegenomen, gaat kopje onder, komt boven, onder, boven, onder en blijft onder… Weg. Verzopen. Dood. Het meisje begint te huilen en roept:
“O nein… unsere muttie ist weg! Sie ist TOT!” Waarop de vader antwoordt:
“Ach joh, wat kan jouw dat schelen? Dat was toch maar een Duitser.