Mozes heeft zojuist de tien geboden ontvangen van God. Met de stenen tafels onder zijn arm daalt hij de berg Sina af, maar in plaats van naar het oosten te lopen, vergist hij zich en loopt naar het westen. Uiteindelijk belandt Mozes in Spanje. Hij ziet er een mannetje op het land werken, loopt naar de Spanjaard toe en vraagt:
"Voelen jullie wat voor een gebod?"
"Een gebod?" vraagt de Spanjaard, "Wat is dat?"
"Nou", zegt Mozes, "Bijvoorbeeld: Gij zult de vrouw van uw naaste niet begeren."
"Hier in Spanje?"
Vraagt de Spanjaard:
"Dat heeft toch geen zin! Ik hou het met de buurvrouw, mijn vriend doet het met zijn buurvrouw, mijn zwager houdt het met mijn vrouw en ga zo maar door. Dat is nu eenmaal het Spaanse temperament."
Mozes trekt verder. Dan komt hij in Italië aan. Hij ziet er een mannetje op het land werken, gaat naar de Italiaan en vraagt:
"Voelen jullie wat voor een gebod?"
"Een gebod?" vraagt de Italiaan, "Wat is dat?"
"Nou", zegt Mozes, "Bijvoorbeeld: Gij zult niet stelen."
"Hier in Italië."
Vraagt de Italiaan:
"Dat heeft toch geen enkele zin? Iedereen steelt hier toch alles wat los en vast zit! Zo zijn de Italianen. Daar helpt geen gebod aan."
Mozes trekt maar weer verder tot hij in Israël aankomt. Daar vraagt hij aan een mannetje die op het land werkt:
"Voelen jullie misschien wat voor een gebod?"
"Wat kost dat?" vraagt het mannetje. "Helemaal niets"
, zegt Mozes. Zegt het mannetje:
"Doe ons d'r dan maar een stuk of tien."