Zuster Maria, die voor Thuiszorg werkt, was haar ronde aan het doen om aan huis gebonden patiënten te bezoeken, toen haar benzine opraakte. Het gelukkige toeval wilde, dat er een Texaco benzinestation een huizenblok verder was. Ze liep erheen om een benzineblik te lenen en wat benzine te kopen.
De bediende vertelde haar dat het enige benzineblik dat hij had, uitgeleend was, maar ze mocht wachten tot het teruggebracht werd. Daar Zuster Maria onderweg was naar een patiënt, besloot ze niet te wachten en liep terug naar haar auto. Ze zocht of er iets in de auto lag dat ze met benzine kon vullen en liet haar oog vallen op de pispot die zij naar de patiënt moest brengen. Altijd vindingrijk, droeg Zuster Maria de pispot naar het benzinestation, vulde hem met benzine, en droeg de volle рот terug naar de auto. Terwijl zij de benzine in haar tank goot, keken twee moslims van de overkant van de straat toe. Een van hen wendde zich tot de ander en zei:
"Als ie start, word ik katholiek!"
F1-racer Michael Shumacher komt in de hemel. Hij ziet dat iedereen er net zoals op aarde gewoon in auto‘s rondrijdt. Hij gaat naar Petrus toe om te vragen of hij ook een auto mag. "Natuurlijk", zegt Petrus, "kies er maar een uit", en hij wijst naar een grote parkeerplaats vol met nieuwe auto's.
Shumacher bedenkt zich geen moment en springt in een gloednieuwe BMW sport. "Denk erom", zegt Petrus, "hier in de hemel gelden de zelfde regels als op aarde, 120 Km per uur is de maximale snelheid, maar als je je er niet aan houdt dan zijn we hier heel wat strenger en ga je direct naar de hеl."
Shumacher is al lang blij dat hij weer een auto heeft en rijdt de snelweg op, zich stipt aan de regels houdend. Terwijl hij aan het rondtouren is wordt hij in een flits door een Ferrari ingehaald, die tenminste 300 rijdt. Enigsinds aangedaan rijdt hij terug naar Petrus om de wegpiraat aan te geven. Petrus vraagt hem of hij het kenteken nog weet terwijl hij een bonnenboekje uit zijn zак haalt. "Ja het was iets met JE-Z-US", zegt Shumacher.
Onverschillig stopt Petrus het bonnenboekje weer weg. "Laat maar...", zegt Petrus, "dat was het zoontje van de baas."