Ssjefke is keeper van het belgisch nationaal team en heeft een enorme schare fans. Op een dag besluiten sjefke en zijn vrouw te gaan trouwen, dus op naar de kerk om het ja-woord te geven. Komen ze de kerk binnen, is deze helemaal afgeladen door suporters die beginnen te joelen en te zingen. Sjefke helemaal trots en loopt te glunderen.
9 maanden later wordt het 1ste kind geboren, wat gedoopt moet worden. Dus gaat Sjefke met vrouw en kind richting kerk. Deze is nog voller dan de vorige keer. de suporters staan tot achter in de kerk en beginnen als dolle te klappen als het gezin binnen komt.
De pastoor neemt het kind over, maar doordat zijn handen nog nat zijn van de vorige doop, laat hij het kind vallen.
Sjefke reageert als een kat, duikt en vangt het kind 2 centimeter boven de stenen vloer. Alle fans gaan verschrikkelijk uit hun dak, heffen de spandoeken, joelen en zetten aan'SJEFKE, SJEFKE, SJEFKE, SJEFKE..'
Sjefke krabbelt verdwaast op, stuitert 3 keer en schiet uit...
In een rustig boerendorpje staat een boer met zijn zoon op het veld te discussiëren. Het gaat hier over een gevonden vrouwenslipje. Vader zegt:
"Dit is een slipje van een oude vrouw"
Waar de zoon direct op inpikt en zegt:
"Neen pa, dit is van een jonge vrouw."
"Maar neen", zegt de vader terug, "'t is van een oudere." En zo blijven de twee nog wat verder ruziën. Tezelfdertijd passeert de pastoor en hoort de twee lawaai maken. Hij gaat bij de vader en zoon kijken en vraagt of hij kan helpen. "Wel", zegt vader, "we vinden hier een slipje en mijn zoon zegt dat het van een jonge vrouw is en ik zeg dat het van een oudere is. "Tja", zegt meneer pastoor, "laat mij eens zien."
Hij pakt het slipje en bekijkt het, daarna duwt hij het onder zijn neus en zegt:
"Dat dit slipje van een jongere of van een oudere vrouw is weet ik niet, maar van één ding ben ik zeker, ze is niet van deze parochie!"
Meneer Jansen vindt het weer eens tijd om te gaan biechten en gaat naar de pastoor van het dorp. Hij neemt plaats in het hokje en ze beginnen. "Nou meneer Jansen, wat heeft u op te biechten?" vraagt de pastoor. "Nou, ik heb 3 zonden op te biechten pastoor", vertelt hij. "Wel vader, mijn eerste is dat ik in de oorlog onderdak heb gegeven aan een joods meisje, op de zolder wel te verstaan."
"Maar zoon, daar is toch niks mis mee. Daar moet je juist voor worden geprezen", zegt de pastoor. "Maar goed ga verder."
"Nou, mijn tweede is dat in ruil voor onderdak zij mij genot heeft gegeven. Elke dag één keer en in het weekeinde twee keer."
"Ach ja, gezien de situatie is dat toch ook niet zo erg en trouwens, je was rond de 18 en ik kan mij voorstellen dat je toendertijd nieuwsgierig was en als zij het ook goed vond dan is er niks aan de hand", aldus de pastoor. "Maar zoon, je vertelde dat je 3 zonden had op te biechten, dus wat is je derde?"
"Nou vader, ik heb haar nog steeds niet verteld dat de oorlog al is afgelopen."